Interview: Pester wisselt van slachtoffer
Het is bekend dat kinderen die pesten zich populair maken in de groep. Uit het promotieonderzoek van Rozemarijn van der Ploeg komt naar voren dat hetzelfde geldt voor kinderen die opkomen voor de slachtoffers.
Door: Mannus van der Laan / DVHN, 23 april 2016
De zelfmoord van Fleur Bloemen uit Staphorst, eind 2012, zorgde voor veel opschudding. Vooral omdat ze jarenlang op school was gepest. De stille tocht voor haar in Meppel bracht veel media op de been. Iedereen sprak er schande van. Pesten moest met wortel en tak worden uitgeroeid.
Inmiddels circuleren op scholen meer dan zestig antipestprogramma’s. Het is kennelijk een gat in de markt. Maar heeft het ook geholpen? Deze week werd bekend dat nog steeds één op de negen basisscholieren wordt gepest. ,,Dat er zoveel verschillende interventieprogramma’s bestaan, duidt er al op dat we nog steeds niet goed weten welke het beste werkt. Anders waren er al veel afgevallen’’, zegt socioloog Rozemarijn van der Ploeg (27) die vorige week aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op pestgedrag.
Zelf verrichte ze haar onderzoek binnen het raamwerk van het zogeheten KiVa-antipestprogramma. Deze is ontwikkeld in Finland. Uitgangspunt is dat pesten een groepsproces is. Pesters worden vaak gesteund door kinderen die mee gaan doen (assistenten), kinderen die om het pesten lachen (versterkers) of kinderen die niets doen om het pesten te stoppen (passieve omstanders).